Wil je eens opschrijven hoe jij denkt dat het onderwijs er in 2020 uitziet, zo werd me afgelopen week gevraagd. Daar heb ik natuurlijk wel een idee over…

In 2020 draait het hoger onderwijs om drie factoren: studenten, docenten en het pakket aan kennis, vaardigheden en attitudes dat die studenten van hun docenten krijgen aangereikt. Dat is geen verandering ten opzichte van nu: die drie factoren zijn en blijven de kern van het onderwijs. De rol en invulling van elk van deze facetten zal de komende jaren echter langzaam maar zeker veranderen.

Om te illustreren hoe onderwijs er volgens mij steeds meer uit gaat zien, gebruik ik graag de metafoor van een museum. Dat voelt wellicht tegenstrijdig: in een museum bewaar je ‘dingen van vroeger’, dat kan toch nooit een metafoor zijn voor iets vernieuwends? Volgens mij wel…

Depot van onderwijsmaterialen

Een goed museum beschikt namelijk over een geweldig depot. In kelders, opslagcentra en klimaatkamers ligt een enorme schat aan materialen. Hoogtepunten, zaken die context verschaffen, onderzoeksmateriaal… In het museumdepot krijgt alles een nummer, een beschrijving, wordt het gecatalogiseerd en veiliggesteld voor de toekomst. Maar de bezoeker van het museum krijgt het depot nooit te zien, en dat is maar goed ook – hij zou verzuipen in de hoeveelheid van materialen.

Het onderwijs beschikt over een steeds groter, mooier en beter gecatalogiseerd depot. Open Educational Resources, wetenschappelijke journals, videomateriaal, e-boeken en papieren boeken, apps, blogs, wiki’s, webcolleges… De lijst is eindeloos en het aantal kwalitatief goede bronnen groeit exponentieel. Kortom: elke onderwijsinstelling heeft toegang tot een schat aan materiaal, tot een prachtig en steeds groeiend depot, gelijk een topmuseum.

Docenten als curator

In een museum zorgen curatoren (ook wel conservatoren genoemd) ervoor dat er permanente en wisseltentoonstellingen worden samengesteld uit het gigantische depot waarover het museum beschikt. Soms vragen zij een gastcurator van naam om een tentoonstelling samen te stellen, soms wordt een topstuk geleend van een ander museum, maar uiteindelijk draait het erom dat de curator de collectie ontsluit. Door een selectie te maken uit het depot, de gekozen stukken bijeen te brengen, een tentoonstelling vorm te geven en er context en informatie bij te geven, vertelt de curator het verhaal van een kunststuk, artiest, stroming, tijdperk of wat dan ook.

De docent in het hoger onderwijs krijgt steeds meer de rol van een goede curator. Niet langer hoeft hij alle informatie in zijn hoofd te hebben (hoe kan hij dat ook, als er zo snel zoveel nieuwe kennis bijkomt?), niet langer verwerkt de docent al die kennis in één verhaal dat hij op één moment de wereld inzendt – nee, de docent wordt degene die uit dat gigantische depot van onderwijsmaterialen een ‘tentoonstelling’ samenstelt die klopt bij het vak dat hij geeft, de studenten die dat vak volgen en de context waarin het onderwijs zich afspeelt. De docent kiest de topstukken en de stukken die context verlenen, richt de tentoonstelling in met oog voor zijn doelgroep en vertelt het verhaal dat hij vertellen wil.

Lerende bezoekers

Geen museum kan zonder bezoekers, in alle soorten en maten. Sommige bezoekers zijn wetenschappers die onderzoek doen naar het onderwerp van de tentoonstelling en uitermate goed geïnformeerd zijn. Anderen liepen toevallig door de straat en besloten de tentoonstelling te bezoeken omdat ‘het zag er leuk uitzag’. De ene bezoeker bekijkt elk kunstwerk en leest elk kaartje, de ander snelt door de zalen en scant het aanbod. De een boekt een rondleiding van een ervaren gids, een volgende kiest voor de audio-tour en een derde leest liever de museumgids. Elke bezoeker kiest zijn eigen weg door het museum, en wil op een bij hem aansluitende manier iets zien, leren of ervaren.

Studenten zijn niet veel anders dan de bezoekers van het museum, maar waar ze momenteel nog doorgaans verplicht in een lange rij achter de gids aanlopen die de volgorde bepaalt en uitmaakt hoe lang bij elk stuk wordt stilgestaan, zal de toekomstige student zich meer en meer als een ‘echte’ museumbezoeker kunnen gedragen. Technologie maakt dat het bekijken van de ‘tentoonstelling van leermaterialen’ tijd- en plaatsonafhankelijk wordt en de student kan zelf bepalen hoe lang hij in welke zaal blijft hangen, hoe uitgebreid hij ‘de bordjes leest’ of dat hij urenlang hetzelfde stuk bekijkt omdat dat een onuitwisbare indruk op hem maakt.

Samenspel

In het onderwijs van de toekomt, wordt bij de ‘uitgang van het museum’ aan de student gevraagd (dmv een kennistoets, een praktijkopdracht, een project, een reflectie of wat dan ook) wat hij gezien, ervaren en geleerd heeft. Mocht dat niet overeenkomen met wat de docent hoopte te bereiken, dan kan de student nog eens terugwandelen het museum in, en wat meer tijd besteden aan de zalen waar hij eerst doorheen snelde.

Of misschien duikt hij samen met medestudenten of met de docent het depot in, om andere stukken op te zoeken, die hem duidelijker kunnen laten zien wat de bedoeling van deze tentoonstelling was. Wellicht kan hij samen met anderen een nieuwe zaal aan de tentoonstelling toevoegen, of zelf een heel nieuwe tentoonstelling ontwerpen om te laten zien dat hij weet waar hij het over heeft.

Anderzijds zal de docent in zijn rol van curator de student meer en meer moeten betrekken in het samenstellen van de ‘tentoonstellingen’: alleen door het levend voorbeeld te zijn van hoe een professional omgaat met de gigantische hoeveelheid aan kennis en informatie, kan de student leren hoe hij informatie filtert, selecteert en beoordeelt. Zo leren docent en student, curator en bezoeker, samen doorlopend van dat gigantische depot.

Tagged on: